In veel overeenkomsten komt een boetebeding voor. In een (standaard)koopovereenkomst van een woning is vaak opgenomen dat een koper een boete verschuldigd is, wanneer hij zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst niet op juiste wijze nakomt. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer hij op het afgesproken tijdstip niet bij de notaris verschijnt of wanneer hij de (volledige) koopsom niet betaalt. Ook in huurovereenkomsten is vaak een standaard boeteclausule opgenomen, waarin is bepaald dat de huurder een boete verschuldigd is, wanneer hij de huur niet op tijd betaalt. Kan er altijd onverkort aanspraak worden gemaakt op de boete?
Prikkel tot nakoming
Een boeteclausule heeft vaak twee functies. De eerste is een prikkel tot nakoming. Wanneer er een boete verschuldigd is in het geval een koper of huurder zijn verplichtingen niet nakomt, zal hij er eerder toe genegen zijn om zijn verplichtingen na te komen. Het boetebeding strekt dus tot nakoming.
Gefixeerde schade
De tweede functie is die van een gefixeerde schadevergoeding. Ongeacht de hoogte van de door de verkoper of verhuurder geleden schade, is de koper of huurder de boete verschuldigd wanneer hij zijn verplichtingen niet nakomt. Een boeteclausule voorkomt dan dat de verkoper of verhuurder de door hem geleden schade moet bewijzen. Hij kan simpelweg aanspraak maken op de overeengekomen boete.
Matiging boetebeding
Op grond van de wet kan een rechter een verschuldigde boete matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Deze matigingsbevoegdheid wordt niet snel aangenomen. Uitgangspunt is namelijk dat partijen contractsvrijheid hebben. Ze zijn aldus vrij om al dan niet akkoord te gaan met een boetebeding. In de rechtspraak is uitgemaakt dat matiging daarom pas aan de orde is, wanneer een boetebeding tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Ook bij overeenkomsten waarbij consumenten betrokken zijn, geldt deze maatstaf. Wel mag een rechter aan de hoedanigheid van partijen gewicht toekennen. Dus bijvoorbeeld aan het feit dat er geen sprake is van professionele partijen maar van particulieren.
Motiveren
Een beroep op matiging zal dus goed moeten worden gemotiveerd en zal pas in uitzonderlijke gevallen worden gehonoreerd. Omdat het hierbij elke keer gaat om de afweging van de specifieke omstandigheden van het geval, zie je in de rechtspraak verschillende uitkomsten.
Oneerlijk beding
Er is een Europese Richtlijn die betrekking heeft op oneerlijke bedingen. Daarvan is sprake bij een beding waarover niet is onderhandeld, en dat het evenwicht tussen contractuele rechten en plichten aanzienlijk verstoort. Dit zou het geval kunnen zijn bij een boetebeding. De Richtlijn is alleen van toepassing op een consumentenovereenkomst. Dit betekent dus een overeenkomst waarbij aan de ene kant een professionele partij staat en aan de andere kant een consument. Bij de verkoop van een woning zal dit over het algemeen niet aan de orde zijn. Daar is vaak sprake van twee consumenten. Bij dergelijke koopovereenkomsten geldt de Richtlijn dus niet. Dit is anders bij sommige huurovereenkomsten.
Ambtshalve toetsing
De nationale rechter moet ambtshalve toetsen of er strijd is met de Richtlijn wanneer er sprake is van een consumentenovereenkomst. Wanneer een consument woonruimte huurt van een professionele partij dan is de rechter dus verplicht te toetsen of er sprake is van een oneerlijk beding wanneer de verhuurder een beroep doet op het boetebeding. Die toetsing moet de rechter dus ook doen wanneer de huurder zelf geen beroep doet op de Richtlijn. Of er sprake is van een oneerlijk beding is niet altijd even duidelijk. Er moet sprake zijn van aanzienlijke contractuele onevenwichtigheid.
Buiten toepassing laten boetebeding
Wanneer de rechter tot het oordeel komt dat er sprake is van een oneerlijk beding, dan moet hij het beding buiten toepassing laten. Matiging is dan niet aan de orde. Het is dan dus alles of niets. Het is niet zo dat ieder boetebeding oneerlijk zal zijn. Er moet immers sprake zijn van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de contractuele rechten en plichten. De hoogte van het boetebedrag kan daarbij een rol spelen. Het is de rechter die dit uiteindelijk ambtshalve moet toetsen.