Een ontslag op staande voet wegens fraude is volgens de kantonrechter te laat gegeven. Dat heeft grote gevolgen voor werkgever, want hij dient de werknemer de schade te vergoeden. De kantonrechter begroot die schade op ruim € 100,000,- bruto.
Vereisten voor ontslag op staande voet
Een rechtsgeldig ontslag op staande voet (artikel 7:677 lid 1 BW) dient aan vormvereisten te voldoen. De werkgever dient daarvoor een dringende reden te hebben en deze reden onverwijld aan de werknemer mede te delen. Ik schreef al eerder een blog over de eisen aan een ontslag op staande voet.
Dringende reden
Dringende redenen zijn volgens de wet: zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:678 lid 1 BW).
Onverwijld
Wat wordt bedoelt met onverwijld? Bij een vermoeden dat sprake kan zijn van een dringende reden mag werkgever onderzoek laten doen of dat vermoeden juist is, intern overleggen en juridisch advies inwinnen voor hij tot ontslag overgaat, mits dat wel voortvarend gebeurt. De beoordeling of het ontslag voortvarend is opgepakt is aan de rechter en afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Mededeling
Tenslotte moet werkgever de werknemer de reden(en) voor het ontslag op staande voet direct mededelen. Het is raadzaam die redenen nog dezelfde dag schriftelijk aan werknemer te bevestigen.
Wat speelde in deze zaak
Op 17 november 2023 krijgt werkgever een duidelijke melding dat een met name genoemde Productie Assistent, die al vele jaren in dienst is, betrokken zou zijn bij fraude met containers met restmaterialen. De opbrengst van de fraude kwam niet bij werkgever terecht. Werkgever heeft daarop direct onderzoek naar deze melding laten doen door een recherchebureau.
Onderzoek door recherchebureau
Tijdens het onderzoek laat werkgever werknemer gewoon zijn werkzaamheden verrichten. Het onderzoek duurt wel lang. Tijdens dat onderzoek werd via een GPS-tracker geconstateerd dat in december 2023 nog een container illegaal van het terrein was afgevoerd. In januari 2024 en 15 februari 2024 gebeurde dat nog twee keer. Ondertussen vindt op verschillende niveaus intern (en internationaal) binnen werkgever overleg plaats. De kosten van het onderzoek bedragen dan € 85.000.
Het horen van werknemer
Werknemer wordt over de geconstateerde feiten pas op 5 maart 2024 gehoord. Hij erkent de fraude direct en geeft aan dat dit sinds 2022 gebeurde. Hij verklaart dat de totale opbrengst van de fraude circa € 5.000 was. Ook anderen waren betrokken bij de fraude. De opbrengst is door werknemer in de lief-en leedpot voor het personeel gedaan. Van de opbrengst is een deel (€ 1.500) besteed aan etentjes en andere bijeenkomsten voor het personeel. Én werknemer heeft aangeboden het restbedrag (€ 3.500) uit de lief-en leedpot direct terug te geven aan werkgever. Werkgever gaat na het horen van de werknemer niet direct over tot ontslag. Die dag wint werkgever wel juridisch advies in.
Eerste ontslag op staande voet
Pas 2 dagen nadat werknemer de feiten al heeft erkend, wordt hij bij brief van 7 maart 2024 door werkgever op staande voet ontslagen wegens dringende redenen, te weten:
- het plaatsen van restmaterialen uit de fabriek in niet gecontracteerde containers van derden;
- opdracht geven voor het maken van poortbewijzen zodat de illegale containers het terrein van werkgever konden verlaten;
- het ontvangen en onder zich houden van contante gelden van die derde voor de restmaterialen;
- het aanwenden van die gelden voor etentjes en uitjes met collega’s.
Vast staat dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan deze gedragingen. Hij heeft de fraude immers ook gelijk bij het gesprek op 5 maart 2024 erkend.
Tweede ontslag op staande voet
Werkgever heeft werknemer nogmaals op 26 april 2024 op staande voet ontslagen voor het geval geoordeeld zou worden dat het ontslag op staande voet van 7 maart 2024 geen einde heeft gemaakt aan de arbeidsovereenkomst. Als dringende reden hiervoor heeft werkgever aangegeven, dat werknemer in privé werkzaamheden heeft laten verrichten door contractors van werkgever, zonder haar voorafgaande toestemming.
Nietigheid ingeroepen van eerste ontslag op staande voet
Wanneer werknemer het niet eens is met het ontslag op staande voet, moet hij binnen 2 maanden een verzoek tot nietigheid indienen bij de kantonrechter. Werknemer heeft bij verzoekschrift op 6 mei 2024 de nietigheid van het eerste ontslag op staande voet van 7 maart 2024 ingeroepen. Hij berust in dat ontslag, maar maakt aanspraak op de transitievergoeding, de gefixeerde vergoeding (het salaris over de opzegtermijn), een billijke vergoeding, en enkele bijkomende vorderingen zoals o.a. wettelijke rente. Volgens werkgever moeten deze vorderingen worden afgewezen, althans, gematigd worden als die vergoedingen toch verschuldigd zouden zijn.
De kantonrechter oordeelt
Ondanks dat de dringende reden gegeven is, acht de kantonrechter het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Het ontslag is niet onverwijld gegeven. In december 2023 was al een container illegaal afgevoerd. Op dat moment had werkgever werknemer kunnen (en moeten) horen en op staande voet kunnen ontslaan. Voor het langer laten voortduren van het onderzoek is geen deugdelijke verklaring. Ook is er geen rechtvaardiging voor het feit, dat tussen de bekentenis op 5 maart 2024 en de ontslagbrief van 7 maart 2024 nog eens 2 dagen verstrijken.
Niet voldaan aan formele eisen voor ontslag op staande voet
Door deze feiten en omstandigheden komt de kantonrechter tot de conclusie dat werkgever niet aan de formele eisen voor een ontslag op staande voet heeft voldaan. Het ontslag op staande voet heeft dan ook geen rechtskracht. Maar omdat werknemer zich in deze casus al heeft neergelegd bij het gegeven ontslag, gaat het in de procedure om de vraag of hij aanspraak kan maken op een billijke vergoeding, de transitievergoeding en de gefixeerde vergoeding (wegens het niet in acht nemen door werkgever van de opzegtermijn).
Het luizengaatje bij de transitievergoeding
De kantonrechter oordeelt dat werknemer, gelet op zijn ernstig verwijtbaar handelen, geen recht heeft op de transitievergoeding. Maar de kantonrechter acht ook de uitzondering (het luizengaatje) van toepassing. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid acht de kantonrechter het onaanvaardbaar om geen transitievergoeding toe te kennen.
Toekenning gedeeltelijke transitievergoeding
Werknemer is 63 jaar, 46 jaar in dienst, stond vrijwel voor zijn pensioen en had altijd goed gefunctioneerd. Collega’s van werknemer wisten van de fraude met de containers en ook dat de opbrengst in de lief-en leedpot voor het personeel is gegaan. Toen werknemer op 5 maart 2024 is gehoord heeft hij direct alles bekend en zich bereid verklaard het bedrag dat toen nog in de pot zat (circa € 3.500) terug te betalen. Tenslotte weegt de kantonrechter mee dat tegen andere betrokken werknemers enkel disciplinaire maatregelen zijn getroffen. Deze uitzonderlijke situatie brengt mee dat de kantonrechter de transitievergoeding alsnog gedeeltelijk, te weten voor een ¼, zijnde toch nog € 47.500,- bruto, toekent (artikel 7:673 lid 8 BW).
Toekenning gefixeerde schadevergoeding
Omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, wordt werkgever ook schadeplichtig jegens werknemer (artikel 7:672 lid 11 BW). De gefixeerde schadevergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn bij regelmatige opzegging. In dit geval is de opzegtermijn voor werkgever 4 maanden tegen het einde van de kalendermaand. De opzegging op 7 maart 2024 zou rechtsgeldig zijn tegen 1 augustus 2024. Het loon over deze periode, nog een bedrag ad €63.835,92 bruto, is dan ook nog verschuldigd als gefixeerde schadevergoeding.
Billijke vergoeding verzocht
Ook kan de kantonrechter een billijke vergoeding toekennen. De werknemer wordt daardoor gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Bij het bepalen van de billijke vergoeding moet de kantonrechter, volgens de gezichtspunten van de Hoge Raad, rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt.
Afwijzingsgrond billijke vergoeding
De kantonrechter overweegt: Alleen omdat het ontslag op staande voet van 7 maart 2024 niet onverwijld is gegeven (formele reden) is de verwijtbaarheid aan werkgever gering in vergelijking tot het ernstige verwijtbaar handelen van werknemer. Daarbij komt dat, gelet op het later gegeven tweede ontslag op staande voet van 26 april 2024 – dat inmiddels onaantastbaar is – de arbeidsovereenkomst toch op 26 april 2024 zou zijn geëindigd. Gelet op al deze omstandigheden en de toekenning van een gefixeerde schadevergoeding en gedeeltelijke transitievergoeding, bestaat geen aanleiding om een billijke vergoeding toe te kennen. De kantonrechter wijst de verzochte billijke vergoeding daarom af. De hele uitspraak kun je hier nalezen.
Conclusie
Bij een ontslag op staande voet moet een dringende reden aanwezig zijn én het ontslag moet onverwijld gegeven én medegedeeld worden. Deze uitspraak toont maar weer dat tijdig juridisch advies vragen en voortvarend blijven handelen voor een werkgever belangrijk is.
Werkgevers die voornemens zijn een werknemer op staande voet te ontslaan of werknemers die op staande voet ontslagen zijn, kunnen met vragen over dat (voornemen tot) ontslag op staande voet contact opnemen met een van de advocaten Arbeidsrecht bij Advocaten van Waerde in Amersfoort: telefoon 033 8200388 / 06 82572070 of e-mail: info@advocaten-van-waerde.nl